Aan het begin van de twintigste eeuw zien we hoe een familie samenleeft in een bescheiden huis op het Bengaalse platteland. Vader Harihar is een hindoepriester, maar droomt van een carrière als dichter en toneelschrijver. Zijn vrouw Sarbajaya zorgt voor het huis, hun kinderen Durga en Apu en de stokoude tante Indir. De kinderen ontdekken de wereld om zich heen met nieuwsgierige, open blik, en beleven plezier aan de simpele dingen van het leven zoals kijken naar het volkstheater, rennen door hoog begroeide velden of voor het eerst een trein zien langsrijden. Terwijl Harihar op reis is om geld te verdienen, glijdt het gezin langzaam af.
Tijdens een bezoek aan Europa zag regisseur Satyajit Ray Ladri di Biciclette van Vittorio De Sica. Hij was hiervan diep onder de indruk en werd erdoor geïnspireerd om zelf films te gaan regisseren. Toen Ray aan zijn debuut begon, had hij geen enkele ervaring, zijn cameraman had nog nooit gefilmd en de (kind)acteurs werden letterlijk van de straat geplukt. De muziek kwam voor rekening van de destijds nog onbekende Ravi Shankar. Geld was er niet. Ray moest de juwelen van zijn vrouw verpanden om de opnamen te kunnen financieren.
Toch groeide Pather Panchali uit tot een belangrijke (Indiase) klassieker; de eerste Indiase film bovendien die wereldwijd waardering oogstte. Het verhaal over het jongetje Apu is dan ook een universeel verhaal over de magie van de kindertijd, liefde, dood en de hoop op een beter bestaan. Pather Panchali laat zien dat in de wereld overal schoonheid te vinden is, als je maar op de juiste manier kijkt.
Akira Kurosawa zei het volgende over de films van Satyajit Ray: “Niet de cinema van Ray te hebben gezien, is als in de wereld zijn zonder ooit de zon of maan te hebben gezien.”